Wat was de Civil Rights Act van 1964?

De burgerrechtenwet van 1964 is een reeks burgerrechten en arbeidswetten die in 1964 zijn uitgevaardigd door het Amerikaanse Congres. De wet verbiedt discriminatie op grond van geslacht, land van herkomst, ras, huidskleur en religie. Het verbiedt ook de discriminatie bij kiezersvereisten, schoolinschrijving, werk en het aanbieden van diensten. Door de wet goed te keuren, heeft het Congres zijn plicht gedaan om gelijke bescherming en stemrecht voor alle burgers te garanderen, zoals vereist door de 4de en 5de wijziging. President Lyndon B. Johnson ondertekende de wet op 2 juli 1964.

Ontstaan ​​van de wet

President John F. Kennedy stelde het wetsvoorstel voor op 11 juni 1963, toen hij een rapport uitbracht over American People on Civil Rights. Hij stelde voor wetgeving aan te nemen die alle Amerikanen het recht op toegang tot het publiek zou garanderen. Hij probeerde ook om het kiesrecht constitutionaliseren. Kennedy's acties werden veroorzaakt door de Birmingham-campagne en de verhoogde raciale spanning ontsierd door golven van rellen en protesten door de zwarten. De wet leek op de Civil Rights Act van 1875, maar bevatte de bepalingen om discriminatie te verbieden en de procureur-generaal van de VS in staat te stellen regeringsgezag aan te klagen die discriminerend waren in het verstrekken van openbare voorzieningen. Hoewel het wetsvoorstel het recht van de minderheid verdedigde, overzag het andere essentiële zaken zoals politiegeweld en discriminatie in de privésector.

Passage in de Senaat

Op 11 juni 1963 presenteerde JFK zijn rekening aan enkele Republikeinse leiders voor discussie voordat het aan het Huis van Afgevaardigden werd aangeboden. De republikeinen verwierpen de bepaling van gelijke behandeling van de president op openbare plaatsen en stelden zelfs een alternatief voorstel voor met de bepaling weggelaten. President JFK heeft echter het originele wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend. Er waren verschillende pogingen om te voorkomen dat de rekening zou worden aangenomen, met name van staten die actief betrokken zijn bij discriminatie. Op 22 november 1963 werd JFK vermoord en opgevolgd door Lyndon B. Johnson. Johnson steunde de rekening en riep het Congres op om hetzelfde te doen ter ere van JFK die had gevochten voor de uitvoering ervan.

De rekening bereikte de vloer van de Senaat van 30 maart 1964, maar werd afgewezen door het 'zuidelijke blok', bestaande uit achttien democratische en één Republikeinse senator, op grond van het feit dat geen enkel lid van hun staten gedwongen zou worden zich te vermengen en te delen middelen en diensten met andere rassen binnen hun staatsgrenzen. South Carolina senator noemde de wet onconstitutioneel, onverstandig, onnodig en onredelijk. Na 54 dagen in de Senaat kon de rekening niet slagen of falen, sommige pro-bill senatoren stelden uiteindelijk een gecompromitteerde versie van de wet op met het doel om de wuivende republikein ervan te overtuigen om het goed te keuren. Het compromis bleek populair onder de senatoren, en het werd gestemd door 73 senatoren tegen 27. Het Huis-Senaat conferentiecomité kwam snel voorbij. Het werd door beide huizen geadopteerd en op 2 juli 1964 wettelijk ondertekend door president Lyndon B. Johnson.